Historie

Stoomlocomotieven.

 

De geschiedenis van het stoomtijdperk van de spoorwegen gaat terug naar de eerste helft van de 19e eeuw. Op 7 December 1835 reed de eerste Duitse stoomlocomotief van Nürnberg naar Furth.

Daarmee werd een stormachtige ontwikkeling ingeluid.

Spoorweg betekent prestige en vooruitgang. Zo kwam het dat vele kleine staten hun eigen locomotieven bouwden en hun eigen spoorwegnet gingen aanleggen. Interregionaal denken werd volkomen over het hoofd gezien. Daardoor bleef bijv. het traject Nürnberg – Furth 87 jaar lang gescheiden van het overige spoorwegnet, en de Badsische Staatsbahn b.v reed op een spoorbreedte van 1.60m,terwijl de buurlanden de gebruikelijke breedte van 1,435m toepasten.

Pogingen voor unificatie kwamen natuurlijk op gang, maar hadden pas omstreeks de eeuwwisseling enig succes.

 Er bleven slechts nog 8 landen over met ieder een eigen spoorweg-directie: de preuszisch-hessische, de bayerische, de württembergische, de badische, de sächische, de oldenburgische, de mecklenburgische staatsbahn, de pfälzische Eisenbahn en als enige <<Reichsbahn>> die van Elsasz-Lotheringen.

In 1920 ging de toenmalige rijksregering een staatsovereenkomst aan met de landsregering, waardoor de spoorwegen van diverse landen overgingen aan het rijk.

Alle in het Rijk aanwezige locomotieven kregen nieuwe kenteken – nummers. De Beierse S 3/6 (Märklin-model 3092)werd bijvoorbeeld bouwserie18-4, de Pruisische T-12 werd bouwserie 74(Märklin-model). Ik ga hier uit van Märklinmodellen.

Tegelijk besloot men, nieuwe standaard-locomotieven te construeren. Ze moesten aan volgende eisen voldoen:

1: Aantal typen zo klein mogelijk

2: Zo weinig mogelijk afwijkingen bij de afzonderlijke typen.

3 onderdelen voor alle typen verwisselbaar.

 

Zo is het te verklaren dat bijvoorbeeld de bouwserie 41((Märklin-model 3082) dezelfde ketel heeft als de bouwserie 03(Màrklin-model 3085). Deze standaard-locomotieven werden ook voorzien van

Technische vernieuwingen zoals b.v de 03 als stroomlijnlocomotief op 03-10.(Màrklin-model 3089).

In de 40/er jaren ontstond er een laatste constructiefase voor stoomlocomotieven. Het gehele spoorwegbedrijf was in de jaren daarvoor veronachtzaamd vanwege de auto-snelwegen, zodat er heel wat was in te halen.

 

De omstandigheden waren sterk gewijzigd. Er was een tekort aan grondstoffen. De fabricage moest wegens gebrek aan vakkundig personeel worden vereenvoudigd. Trekkracht en bescherming tegen vorst waren belangrijk gevonden. Onder deze omstandigheden werden de bouwseries 52 en 53 (Màrklinmodel 3102) gepland.

In de 50e jaren liep het tijdperk van de stoomloc ten einde. Het in de Bondsrepubliek aanwezige restant werd gereviseerd en omgenummerd. Nieuwe types werden echter niet meer geconstrueerd. Integendeel, steeds meer stoomlocomotieven werden uitgerangeerd, gedeeltelijk ook in musea tentoongesteld.

Momenteel rijden ze alleen nog bij speciaal georganiseerde treinritten voor vrienden van de stoomloc.

 

Auteur: JS.

 

Bron: Màrklin.de

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb